NL  |  EN  |  DE

Zagen van gehoorsteentjes en aflezen van jaarringen luistert heel erg nauw

In het otolietenlab van Wageningen Marine Research in IJmuiden wordt elk jaar van zo’n 30.000 tot 40.000 zeevissen de leeftijd bepaald. Dit gebeurt door heel precies de jaarringen in de gehoorsteentjes (otolieten) te tellen. Veel van dat werk vindt plaats in het kader van wettelijk verplichte monitoring studies van visbestanden (voor onder andere het vaststellen van vangstquota).

Ruben Hoek, ecologisch analist bij Wageningen Marine Research, bij een van de twee door Verder Scientific geleverde ATM Brilliant 250 zaagmachines, waarmee geautomatiseerd een heel blok in hars gegoten otolieten reproduceerbaar kan worden gezaagd.

Leg ergens een omgezaagd stuk boomstam neer en geheid dat er mensen zijn die door een soort van Pavlov-reactie de jaarringen gaan tellen. In het begin nog vol zelfvertrouwen ‘een-twee-drie-vier’, maar naarmate de schors nadert steeds weifelender, want die ringen zitten daar toch wel heel dicht op elkaar. Zelden zul je dan ook een precies eindresultaat te horen krijgen: ‘wel 50 jaar’ of ‘best wel oud’; veel meer komt er meestal niet uit. Met dergelijke kwalificaties komt Ruben Hoek, ecologisch analist bij Wageningen Marine Research in IJmuiden niet weg. En hij heeft het daarbij ook nog eens een stuk lastiger. Want in plaats van de grofstoffelijke boomstammen heeft hij, met zijn twee collega’s in het otolietenlab, slechts de beschikking over gehoorsteentjes, minuscule stukjes kalkstructuur uit het binnenoor van vissen, waarop hij onder een microscoop door het tellen van de jaarringen de leeftijd van vissen kan bepalen. “Een otoliet bestaat uit calciumcarbonaatkristallen en een gelatineuze massa. De ringen zijn –anders dan bij een boom– een soort bollen die deels over elkaar heen groeien. Vissen groeien in het begin heel hard, en daarna steeds langzamer. Dat zie je ook terug in de ringen: hoe ouder de vissen worden, des te dichter die bollen bij elkaar komen. Extra complicatie is dat er ook valse ringen zijn, die lijken op jaarringen, maar het niet zijn. Om dat onderscheid goed te kunnen maken, en de ringen zo goed mogelijk af te lezen en te interpreteren, hebben we een speciaal opleidingsprogramma doorlopen. Zo heb ik voor tong een opleiding doorlopen, die wel een jaar duurde. Om elkaar scherp te houden –alle Europese kustlanden voeren dezelfde onderzoeken uit voor de vispopulaties in hun wateren– voeren we regelmatig ringonderzoeken uit, waarbij we foto’s van otolieten rondsturen en de interpretaties met elkaar vergelijken.”

Microscopische opname van een otoliet van een zeven jaar oude dwergtong (bron: Wageningen Marine Research).

Otolieten van bij de afslag verzamelde schollen. Met het blote oog zijn er nog nauwelijks jaarringen te zien.

Monstervoorbewerking

Om de otolieten goed af te kunnen lezen is het handig om ze doormidden te zagen. Als je dat precies doet, heb je de exacte dwarsdoorsnede, waar je de ringen zo goed mogelijk kunt zien. Om dat te bereiken is wel een monstervoorbewerkingsprocedure nodig, die al met al wel een week in beslag neemt. “Het proces begint bij het prepareren van de otolieten. Dat gebeurt deels op de schepen, waarna wij de otolieten netjes in zakjes verpakt krijgen. Een deel van de vis wordt door een collega gekocht en meegenomen van de visafslag. In een speciale ruimte snijden we dan zelf de otolieten uit de vis. Om de otolieten goed te kunnen zagen fixeren we ze in een zwarte hars. Zwart is gekozen vanwege het contrast met het wit van de otolieten. Hiertoe wordt eerst een mal met een kleine laag hars gevuld, waarin volgens een vast patroon van zes rijen van tien de otolieten worden ingelegd. Na een dag drogen wordt er wat hars overheen gegoten die ook weer een dag moet uitharden. Het blok is dan gereed voor het zagen. Daarvoor hebben we sinds ruim een jaar twee door Verder Scientific geleverde ATM Brilliant 250 zaagmachines. Deze volledig automatische machines hebben we op aanraden van onze collega-onderzoekers uit Duitsland en België aangeschaft als vervanging van een hele oude machine, waarbij je nog handmatig met een hendel moest zagen. Die kon ook maar één zaagsnede maken, zodat je iedere keer het blok moest opschuiven. Dat is veel handmatig werk, en ook minder nauwkeurig omdat je de zaag met de hand naar beneden moet duwen, waardoor je scheef kon zagen of de otolieten braken. De nieuwe ATM-machines zagen in veertien zagingen het hele blok in één keer. Omdat ze altijd op hetzelfde punt zagen, is de reproduceerbaarheid een stuk groter dan met de oude machine. Bovendien is het zagen gelijkmatiger, zodat er nauwelijks nog breuken in de gehoorsteentjes ontstaan. Afhankelijk van het soort vis worden de otolieten na het zagen gekleurd: bij sommige soorten, zoals tong, tarbot en griet zijn de jaarringen heel lastig te zien. Door ze te kleuren lichten ze iets op ten opzichte van de achtergrond”, legt Ruben Hoek uit.

 

Meters maken

De analyse en interpretatie van het ringenpatroon is nog steeds volledig mensenwerk, wat ook wel verklaart dat je snel drie tot vier uur bezig bent om 60 monsters onder de microscoop te bekijken en te interpreteren. “Dit jaar willen we een proef starten om alle otolieten te fotograferen, waarna er op den duur een soort van visionsysteem zou kunnen worden ontwikkeld waarmee de interpretatie een stuk kan worden versneld, mits die natuurlijk tenminste even goed is als nu het geval is. Dat betekent dat we nu nog flink meters moeten maken: per jaar verwerken we de otolieten van ergens tussen de 30.000 en 40.000 vissen, waarbij je ook niet moet vergeten dat er per vis altijd twee otolieten zijn. De ene gebruiken we voor de analyse en de andere slaan we op, voor het geval er iets mis zou gaan met de analyse of voor later, voor een ander onderzoek.”

WMR-visserij-onderzoeker Michiel Dammers in de ruimte waar de bemonsterde vis wordt gesorteerd en de otolieten worden uitgesneden.

In restaurants wordt vaak het wangetje van een vis als ultieme lekkernij gepresenteerd. Bij Wageningen Marine Research hebben ze meer oog voor de otoliet, die daar vlakbij zit, en ongeveer even groot is.

Wettelijke onderzoekstaken

Wageningen Marine Research heeft tal van commerciële opdrachtgevers, zoals belangenorganisaties voor de visserij- en de mosselsector, NGO’s, ingenieursbureaus, energiebedrijven (in het kader van windmolens op zee) en chemische bedrijven. Een deel van het werk valt binnen de WOT, de wettelijke onderzoekstaken. “Wij voeren die uit in opdracht van het Ministerie van LNV, die op haar beurt vanuit de Europese Data- en Collectie Verordening verplicht is om visserijgegevens te verzamelen en beschikbaar te maken aan de eindgebruikers. Een van deze eindgebruikers is ICES, de ‘International Council for the Exploration of the Sea’. Op basis van deze gegevens, en ook die van de andere Europese kustlanden, voor wie die verplichting uiteraard ook geldt, worden in uitgebreide modellen op Europees niveau toestandsbeoordelingen gedaan voor onder andere schol, tong, schar, kabeljauw, tarbot en griet”, vertelt Michiel Dammers, visserij-onderzoeker bij WMR. Dergelijke onderzoeken zijn alleen vanwege de variatie in vistechnieken, soorten schepen, binnen of buiten de 12-mijls zone, vangstgebieden breed van opzet. “Je wilt een representatief beeld destilleren voor de hele vloot. Om dat statistisch goed te onderbouwen bemonsteren we meerdere keren per jaar meerdere schepen. Hetzelfde verhaal gaat op voor de visafslagen, waar we dan spreken van marktbemonstering. In het kader van de bestandsschattingen zijn er dan ook nog eens minimale eisen voor het aantal vissen per soort dat je voor de surveys bemonstert, zowel bij de kotters als bij de visafslagen. Dat betekent voor het otolietenlab een monsterstroom van honderden otolieten per soort per kwartaal.”

Ongewenste bijvangst

Michiel Dammers is coördinator van onder meer het WOT Actief project. ‘Actief’ staat in dit kader voor de actieve visserij, waarbij schepen actief een net met zich mee slepen, en is de tegenhanger van ‘passief’, waarbij de netten, korven en fuiken worden uitgezet en later worden opgehaald. “Een belangrijk onderdeel van dit project, en ook een WOT-taak, is monitoring van de, voor de commerciële visserij ongewenste, bijvangsten (ook wel discards genoemd): vis en bodemdieren (zeesterren, krabbetjes, sponzen) zonder commerciële waarde. De gequoteerde ondermaatse vis (zoals schol en tong) moet op basis van EU-regelgeving, tegenwoordig verplicht aan land worden gebracht. Die aanlandplicht is sinds 2015 gefaseerd ingevoerd en heeft als doel om selectievere vismethoden en -praktijken te stimuleren , met minder verspilling van voedsel als gewenst resultaat. Tot dan werd ondermaatse vis overboord gegooid, iets wat het grootste deel van de vissen niet overleefde. Onder vissers is er niet bij iedereen evenveel begrip voor deze maatregel. De aangelande ondermaatse vis moet namelijk verplicht worden vernietigd (mag in iedere geval niet rechtstreek voor humane consumptie gebruikt worden), zodat dat deel van de vis die eerder nog een kans had om te blijven leven nu sowieso dood aan de wal wordt gezet. Door structureel de discards in kaart te brengen –iets wat we nu al jaren doen– dragen we bij aan de toestandsbeoordelingen voor veel vissoorten. Op basis van die gegevens, die ook weer in Europees verband worden verzameld, kan dan ook duurzamer visserijbeleid worden ontwikkeld.”

Flinke monsters

De monsters voor het discardmonitoring project zijn afkomstig van circa twintig schepen (ook weer representatief voor de gehele vloot, met vertegenwoordigers van de verschillende soorten vistechnieken, kleine en grote kotters, binnen en buiten de 12-mijls zone), die zelf monsters nemen. Over een jaar genomen worden zo in totaal 160 trips bemonsterd en 320 monsters verzameld. Hierbij neemt een schip een monster van 80 kilo per vistrek (het traject vanaf het moment dat het net naar de zeebodem gaat en weer boven water komt). Op een reis worden twee van dat soort monsters apart gehouden, een van een dagtrek, en een van een nachttrek. De monsters worden aan het einde van de band verzameld. Dat betekent dat alle maatse vis en bijvangst, die van commerciële waarde is, er al uit is gesorteerd. Wat rest is alles wat geen waarde heeft: stenen, krabben, zeesterren, ondermaatse vis, vis zonder commerciële waarde. Dat wordt opgevangen in vier zakken, met een totaalgewicht van 80 kg. Binnen het project zijn er ook nog tien zogenaamde opstappersreizen, waarbij WMR-medewerkers op het schip meevaren om het bemonsteringsproces te valideren, te kijken of het goed gaat. Zo’n opstapper bemonstert wel iets minder, ‘slechts’ 40 kg per vistrek , maar wel van zoveel mogelijk trekken gedurende de week. Als het schip weer in de haven is, worden de zakken opgehaald en vervolgens gesorteerd, deels bij WMR in IJmuiden en Yerseke, deels bij een externe partij van ex-vissermannen en -vrouwen. Stenen, krabben, zeesterren, zee-egeltjes en meer van dat soort zaken worden op naam gebracht en geteld en de vis wordt op soort gesorteerd, gemeten en gewogen. De gequoteerde soorten (schol, tong, schar en kabeljauw) worden gesneden om het geslacht van de vis, de rijpheid van het hom en het kuit te bepalen en om de otolieten er uit te halen.

Mensenwerk

Ook het discard-project is een arbeidsintensief project, rekent Michiel Dammers voor: “Met die 160 kilo per monster ben je zo met drie tot vier man de hele dag zoet met het uitzoeken en snijden van vis van twee of drie monsters. Met jaartargets van alleen al circa 1330 scharren, 1770 schollen, 900 tongen en 80 kabeljauwen zijn we een van de grootste toeleveranciers van de otolietenlijn. Maar ook van de schippers en hun bemanning vergen we de nodige inspanningen. Belangrijk om te weten is dat schippers en hun bemanning vrijwillig geworven zijn; iets wat vrij uniek is. Voor de kleine onkostenvergoeding die daar tegenover staat, moeten ze niet alleen de monsters verzamelen, maar ook een treklijst bijhouden met alle gegevens van de trek, zoals de tijd van halen en zetten van de netten, de vangstlocatie, weersomstandigheden en de hoeveelheid gevangen maatse vis per trek. In de tien jaar dat we dit zogeheten self-sampling programma binnen het WOT Actief onderzoek doen, hebben we nog enkele schepen, die vanaf het begin al meedoen. Sommigen zijn gestopt of hebben wij eruit gehaald omdat de resultaten te veel afweken. Maar globaal gezien werken de schippers graag mee. Ze beseffen ook wat het belang van dergelijke onderzoeken is. Hoe meer gegevens, hoe beter en betrouwbaarder de bestandsschattingen kunnen worden gedaan. Dat kan op korte termijn soms nadelig uitpakken, maar insteek van het beleid is een gezonde, levensvatbare populatie waar je voor de langere termijn kunt oogsten. Daar heeft iedereen baat bij!”

Meer informatie:

Verder Scientific

www.verder-scientific.com

Wageningen Marine Research

www.wur.nl/marine-research

Scroll naar boven

Inschrijven voor de nieuwsbrief én LabVision digitaal ontvangen?